057 Hij zal ze krijgen

 

Somber stond de man op de brug. Zijn silhouet was haarscherp afgebeeld tegen de vage achtergrond. Hij gooide een opgebrand peukje in het water en probeerde het aantal kringen te tellen die door het peukje veroorzaakt werden. Er kwam een gebocheld oud mannetje voorbij met zijn fiets aan de hand. Hij bleef staan bij de man.

"Ze bijten niet erg hè!" vroeg de bochel. Kennelijk verkeeerde hij in de veronderstelling dat Somber stond te vissen. Er ontstond een babylonische spraakverwarring want Somber verstond het verkeerd en was blij zijn hart te kunnen luchten.

: Ik zal ze krijgen!" gromde hij. Wie hij zou krijgen was vooralsnog niet duidelijk. Hij draaide zich half om en toen zag Bochel dat Somber voorzien was van een fraai blauw oog.

"Mijn hospita heeft me het huis uitgegooid en nu dat gevecht in het café, alleen omdat ik per ongeluk het glas van Krelis heb leeggedronken. Maar ik zal ze krijgen!"

Het mannetje met de bochel was enigszins doof dus die knikte maar wat.

"Het is er anders wel goed weer voor!" grijnsde Bochel. Maar Somber zat te denken aan de vele rekeningen die hij de afgelopen maand had ontvangen en nog niet betaald had.

"En ik sta nog rood ook!"

"Ja, groot zijn ze wel die hier zwemmen!" vond Bochel en ging verder met zijn fiets, Somber achterlatend met zijn beslommeringen. Deze keek vluchtig om zich heen en sloeg toen een been over de reling.

"Ik kan het niet!" zuchtte hij en liet zijn been weer zakken. Mistroostig mompelde hij: "Ik zal ze krijgen!" Maar er was niemand die het gehoord kon hebben.

Daarna ging hij zijnsweegs naar een café. Een ander.

 

 

© Frank Faber 1981