024 Weekend verpest
De man keek tersluiks op de stationsklok. Half negen. Over een kwartier pas zou de trein komen. Een kwartier duurt zo verrekte lang. Hij nam nog een slok van zijn koffie die inmiddels koud was geworden. Geërgerd keek de man de restauratie door. Maar die was doods en verlaten op een zwerverstype na die op een barkruk al een half uur over een kop thee deed tot grote ergernis van de kelner, maar hij kon hem niet wegsturen want hij had wel degelijk voor de consumptie betaald. Mokkend stond de man op, graaide de restanten van zijn krant bij elkaar en spuwde nijdig een peukje op de grond.
Op het perron rondbanjeren was een bezigheid die hem kennelijk bleef boeien.
Eindelijk! Hij hoorde het vertrouwde geslijp van de rails. Ja hoor hij hoorde het goed. In de verte kwam het boemeltje al aan. De trein kwam gierend tot stilstand en als laatste stuiptrekking stiet hij een kwaadaardige blaastoon uit. Er stapten niet veel mensen in en nog minder uit, zodat hij weinig moeite had haar te zien; een lange magere vrouw met grijze krullen.
De begroeting was kort. "Wat ben je dik geworden!" schamperde ze.
"Geef mij je koffer maar!" zei hij.
"Nu een glas bier!" dacht hij.
"Je drinkt natuurlijk veel te veel!"
Alsof ze zijn gedachten geraden had.
"Wat moet dit nu weer voor een weekend worden!" dacht hij hoofdschuddend.
Maar hij zei: "Leuk dat je gekomen bent!" Al meende hij er niets van. Nog steeds hoofdschuddend legde hij de koffer op de achterbank. Zij kroop naast hem en hij startte de auto.
Wat een weekend!
© Frank Faber 1984