017 Een gecompliceerde moord
"Dit," zei de hoofdinspecteur " is een van de wonderlijkste gevallen uit mijn praktijk." Hij blies de rook van zijn sigaret door zijn neusgaten, zodat zijn snorharen nerveus meetrilden. "Opsteken?" vroeg hij terloops aan mij uitnodigend zijn koker aanreikend. Maar ik bedankte.
"Het vreemde aan het geval is, dat een uur nadat de vermoorde gevonden werd, hij gesignaleerd werd bij een lezing over occulte zaken."
De man trok een bureaula open en haalde er een foto uit.
"En hier hebben we dan het slachtoffer." Het was niet zozeer de bloederige omstandigheid waarin het lijk zich bevond, die mij schokte, als wel de treffende gelijkenis die het met mij vertoonde. Daarbij kwam dat ik bovengenoemde lezing niet had bijgewoond. De gelijkenis was de hoofdinspecteur ook niet ontgaan; hij bleef mij met open mond aanstaren. Even later toen ik weer op straat stond, dacht ik er niet meer aan en keek in mijn agenda wat me die dag te doen stond. Vermoeiend vak journalist; je draaft van de een naar de ander om een interview af te nemen!
Het volgende punt in mijn agenda was een lezing; een lezing over bovennatuurlijke zaken! Het was eivol in het toch al kleine zaaltje en de spreker, een kleine kale man, had een weinig last van plankenkoorts. Ik luisterde naar wat hij over spookverschijningen en telepathie te vertellen had. Plotseling veranderde hij van onderwerp en ging praten over een sinistere uitvinding van een hoogleraar aan de T.U. Het betrof een tijdmachine waarmee zowel voorwerpen als (levende) wezens verplaatst konden worden in de tijd!
"Ik had u allen vanmiddag een demonstratie van dit apparaat zullen laten zien," De zaal werd onrustig, "als dit toestel niet ontvreemd was, het is namelijk van een zeer handzaam formaat."
Een soort opwinding en tegelijkertijd een gevoel van onbehagen maakte zich van mij meester toen ik weer buiten stond. Ik werd gedwongen terug te gaan naar het politiebureau en automatisch zei mijn stem dat ik de hoofdinspecteur wenste te spreken.
Tegenover hem in de ongemakkelijke houten stoel, herhaalde ik geduldig de feiten en tegelijkertijd schreef ik bovenstaand verhaal. Toen ging de deur open en een jonge agent stapte naar binnen. In zijn hand hield hij een middelmaat doos.
Hij zei:"Hier is de tijdmachine baas en…" Hij hield op toen hij mij zag zitten.
"Verrek, die vent weet teveel!"
De hoofdinspecteur knikte grimmig en trok zijn la andermaal open. Maar toen kwam er een dienstpistool uit waarvan hij de loop op mij richtte…
© Frank Faber 1978