009 De dromer ontwaakt

 

Met een schok werd de man wakker. Hij realiseerde zich dat hij nu het alleenrecht had. Hij zou de wereld, zijn wereld, gaan veranderen. Vandaag nog. Zijn vrouw sliep. Ze deed hem zo denken aan een beertje waar hij als kind mee gespeeld had. Hij schudde zijn warrige hoofd. Was dat zijn vrouw? Ze leek hem een vreemde. Ontmoedigd staarde hij in de spiegel naar de stoppels op zijn kin en automatisch pakte hij zijn scheergerei. Achteloos smeet hij het op de grond. Voor wie zou hij zich eigenlijk scheren? Snel trok hij een lange regenjas aan, want er stond een venijnige wind buiten. Op straat liepen niet veel mensen. Maar toch, allemaal zijn mensen. Hij kon met ze doen wat hij wilde. Zou hij het eens flink laten regenen? Maar hij sloeg die gedachte weg zoals men een lastige vlieg verjaagt. Waar ging hij eigenlijk heen? Daar stond een huis. Zijn huis! In de slaapkamer lag in bed een vrouw. Zijn vrouw! Maar naast die vrouw lag hijzelf geheel bewegingloos. Stilletje begon hij te lachen. Zou hij zichzelf wakker maken? Maar hij kreeg een beter idee. Hij wist van zichzelf dat, wanneer hij wakker werd, hij de gewoonte had zich helemaal uit te strekken. Hij bouwde een ingewikkelde stellage boven zijn bed, die tot gevolg zou hebben dat, wanneer hij zich uit zou strekken, hij met zijn armen een plank omver zou stoten, waardoor hij een emmer ijskoud water over zich heen zou krijgen. Met zelfingenomenheid bekeek hij het resultaat. Over een uur zou hij wakker worden dus moest hij opschieten. Hij gleed, nee zweefde over straat en steeg. Hoger, alsmaar hoger tot het wolkendek hem geheel omsloot. Zo kwam hij in het land der dromen…

Het was half negen geworden en de wekker liep af. Op zichzelf niets bijzonders en de man strekte zich behaaglijk uit, waardoor hij een plank omstootte zodat een emmer ijskoud water over hem heen spoelde.

 

© Frank Faber 1985