008 Eva
De zon stond laag aan de hemel en de namiddag rook naar lelietjes van dalen. Ik bevond me op het terras van een hotel waar ik enige dagen vertoefde voor mijn op doktersadvies voorgeschreven rust. Voor me stond een glas ijsthee waarvan ik af en toe een slokje nam. Juist op het moment dat ik besloot weer naar binnen te gaan, zag ik háár. Ze had een tenger postuur en lang, enigszins golvend donker haar. Haar gezicht was fijn getekend en ze keek me glimlachend aan. Er ging een schok door me heen maar toch besefte ik toen nog niet dat ik verliefd was. Ze ging langzaam het hotel in. Ik dronk vlug mijn glas leeg en ging dezelfde kant op. Binnen was het schemerachtig en rumoerig. Bovendien stond het blauw van de rook. Ik ging vlug aan mijn tafeltje zitten en gaf mijn ogen goed de kost. Maar van haar was geen spoor te bekennen. Er kwam een ober naar me toe die me vroeg wat ik wenste te drinken. Ik bestelde een glas witte wijn omdat er die dag vis op het menu stond. Ik had die avond niet veel trek. De helft van de vis bleef dan ook onaangeroerd en ik ging naar mijn hotelkamer. Ik begon een lange brief naar mijn verloofde te schrijven. Maar de aanhef beviel me niet toen ik het herlas, dus maakte ik een prop van het velletje en bleef er gedachteloos mee spelen. Toen werd er zachtjes op de deur geklopt. Ik schoof mijn stoel naar achteren en liep langzaam naar de deur. Ik maakte deze open en daar stond ze. Mijn hart begon opeens sneller te slaan en ik werd warm over heel mijn lichaam. "Ik ben Eva!" zei ze. Ik mompelde mijn naam, me afvragend of ze het gehoord had. Ze legde haar armen over mijn schouders. Voorzichtig legde ik mijn armen om haar middel en toen kusten we elkaar. Een paar tellen stonden we zo terwijl we diep in ieders ogen keken. Op een gegeven moment sloot ik mijn ogen en moest met een licht schuldgevoel aan mijn verloofde denken. Toen voelde ik de grond onder me wegzakken. Daarna wist ik niets meer. Ik kwam bij in een groot ziekenhuisbed en naast mijn bed stond mijn verloofde. Ze hield mijn hand vast en ze was in gesprek met de dokter die naast haar stond. Ik hoorde hem zeggen: "Waarschijnlijk is hij onwel geworden, het lijkt mij het beste als hij eens een paar dagen rust neemt in een hotel buiten de stad."
© Frank Faber 1983