002 Haar

 

In een doodgewone straat woonde op een zolderetage Johan de Zwart; een man van omstreeks veertig jaar die een onbeduidend baantje bij de P.T.T. had. Zijn hospita was een weduwe van om en nabij de zestig met een spitse neus en een brilletje dat altijd afzakte. Eigenlijk heette ze mevrouw Van Vliet, maar iedereen noemde haar "De Koekeloer" omdat ze altijd de hele straat in de gaten hield met behulp van een spionnetje dat aan het raamkozijn vast zat. Johan verdacht haar ervan dat ze 's nachts nooit sliep, maar altijd aan het kijken was. Er golden strenge regels in het huis van de Koekeloer; na twaalf uur 's avonds moest alles doodstil zijn en mocht er geen bezoek meer komen. Dames mochten helemaal niet op bezoek komen, maar dat was voor Johan geen bezwaar want er was geen enkele dame die ervoor in aanmerking kwam bij hem op bezoek te komen. Johan was eigenlijk een beetje bang voor vrouwen en mevrouw Van Vliet vormde hierop geen uitzondering. Op de afdeling waar Johan werkte zat een knap vrouwtje die heimelijk een oogje op hem had. Die gevoelens waren wederzijds maar Johan was te verlegen en te nerveus. Op een middag liep Johan met een kaartenbak op de afdeling om hem ergens op te bergen toen Evelien zijn naam riep. Van schrik liet hij de hele bak uit zijn handen vallen waarbij de inhoud van de bak over de grond viel. Johan stamelde iets en kreeg een vuurrood hoofd. "Zal ik even helpen?" vroeg Evelien behulpzaam. Even later kropen ze samen over de grond om de ravage enigszins te herstellen. Weken later werd Johan nog geplaagd door zijn collega's met dit incident maar het kon hem niets meer schelen want Evelien had hem in het oor gefluisterd dat ze van hem hield.

Die avond stond Johan in zijn kamer voor de spiegel. "Ze houdt van me!" prevelde hij gelukzalig. Op een gegeven moment echter verstarde zijn blik. "Ik word kaal!" zei hij toonloos. Inderdaad, bij zijn kruin ontstond een klein plekje waar zijn hoofdhuid doorheen schemerde. Zou Evelien hem nu nog wel willen? De volgende dag kocht hij bij de drogist op de hoek een middel waarvan de drogist hem garandeerde dat het tegen kaalheid zou helpen. Enige weken probeerde Johan het middel, maar het werd steeds erger. Ten einde raad besloot Johan een kapper te raadplegen en die verkocht hem een zalf tegen kaalheid. Maar alles wat Johan probeerde liep op niets uit. Het was duidelijk; Johan begon langzaam maar zeker kaal te worden. Intussen werd zijn relatie met Evelien steeds beter. Zou zij iets van zijn kaalheid gemerkt hebben? Dat kon haast niet anders.

Op een middag kreeg Johan een idee. Hij was toevallig alleen met Evelien en hij vroeg haar of ze zin had een keer bij hem langs te komen. Er was echter een probleem; de hospita van Johan. Want damesbezoek was immers door haar verboden? Johan kreeg een idee; van een oom die vroeger toneelspeler geweest was, had hij nog wat spullen geërfd, waaronder een valse baard. Zou Evelien misschien? Hij fluisterde haar iets in het oor en ze begon te giechelen. De volgende dag nam Johan een paar spullen mee, een oude regenjas, een gleufhoed en een grote valse baard. Evelien nam alle spullen mee naar het damestoilet en daar ging ze passen. Ze bofte dat het niet zo druk was op het werk want het was vakantietijd. Toen ze klaar was, was ze onherkenbaar. "Tjonge jonge!" zei Johan toen ze weer op de afdeling kwam, "Je moeder zou je nog niet herkennen."

"Mag ik me even voorstellen!" zei ze, "Ik ben een oom van Evelien." Ze schoten allebei in de lach. "Alleen, je moet niet praten, want dan verraad je jezelf." zei Johan en daar had hij gelijk in. Zo gingen ze samen naar de etage van Johan. De Koekeloer stond in de deuropening een beetje wantrouwend te kijken maar ze zei niets. Ze gingen de trap op. Op het kamertje van Johan deed ze gauw haar baard af. "Wat kriebelt dat zeg!" Toen ze in de loop van de avond weer naar huis was gegaan, klopte de Koekeloer op de deur van Johan. "Neem me niet kwalijk dat ik stoor, maar dat heerschap dat u op bezoek had, ging wel iets te laat weg!" Johan slikte even. "Eh ja!" stamelde hij.

"Wie was dat eigenlijk?"

"Oh dat was een neef van me!" zei Johan vlug. Hij voelde dat hij begon te blozen en staarde naar de grond. "Zorg ervoor dat bezoek altijd voor twaalven weggaat!" zei de hospita en ze stak haar knokige wijsvinger dreigend in de lucht. Johan mompelde iets terug maar mevrouw Van Vliet was al vertrokken. De komende tijd kwam Evelien Johan zeer regelmatig bezoeken, steeds in haar vermomming, maar ze zorgde er wel voor dat ze op tijd weg ging om Johan niet in moeilijkheden te brengen.

Op een maandagavond was Evelien weer eens bij Johan op bezoek. Deze vroeg haar of ze eens naar hem wilde luisteren. Toen bracht hij zijn kaalheid ter sprake.

"Maar dat staat je juist heel goed!" zei Evelien.

"Echt waar?" Johan begon te blozen en Evelien gaf hem een kus op zijn kaalheid.

"Evelien," zei Johan "ik wilde je iets vragen. Wil je…" Johan slikte een paar keer.

"Wil je met me trouwen?"

"Oh Johan, hier zat ik al die tijd op te wachten!" Ze vielen in elkaars armen en omhelsden elkaar stevig.

Een paar maanden later waren alle voorbereidingen getroffen. Johan trok in bij Evelien want deze had een leuk huisje met een tuintje. De huwelijksvoltrekking was sober maar de receptie was heel gezellig. Johan had zijn vroegere hospita ook uitgenodigd en had haar gevraagd of zij achter het gastenboek zou willen zitten. Nou dat deed ze graag, want opletten was haar specialiteit. Toen alle gasten weg waren, ging mevrouw Van Vliet naar het gelukkige stel.

"Johan," zei ze "nu moet je me een ding uitleggen, waarom heb je jouw neef niet uitgenodigd op je feest?" Maar het antwoord zou Johan haar altijd schuldig blijven.

 

© Frank Faber 1991