039 Het gebouw

 

Zolang als ik mij kon heugen had het er gestaan; een voormalig hotel. Het had iets vertrouwds; als je de hoek voorbijliep stond het er met de vanzelfsprekendheid als de zon die elke dag opkomt. Gek dat je zo kunt hechten aan bouwwerken. Ik kende iedere voor mij zichtbare steen en houten sponning van het gebouw. Soms kan een bouwwerk mooi van lelijkheid zijn, dat gold in hoge mate voor dit architectonische hoogstandje.

Dat alles vergankelijk is werd pijnlijk duidelijk toen het gebouw in verval raakte, het leed zichtbaar onder de voortschrijdende tijd. Toen kwam het onvermijdelijke; van overheidswege werd besloten het gebouw te slopen. Grote onbarmhartige bulldozers en sloophamers maakten onverbiddelijk een eind aan wat eens de trots van de straat, wellicht van de stad geweest was.

Enige tijd later was er een trieste lege plek waar eens "mijn" gebouw gestaan had. Zelfs het puin was reeds afgevoerd. Wanneer ik de hoek omkwam verwachtte ik iedere keer het gebouw in volle glorie te kunnen aanschouwen en iedere keer was het een combinatie van schrik en verbazing om te constateren dat het echt weg was. Dat overleden dierbaren een gemis zijn is nagenoeg bekend. Maar ditzelfde verschijnsel kan in meer of mindere mate ook van toepassing zijn op een gesloopt bouwwerk.

Weer enige tijd later vond diezelfde overheid die had gezorgd voor de ondergang van het gebouw dat het zonde was dat de zo ontstane lege plek onbebouwd bleef en weldra was de eens lege plek het toneel van hijskranen en betonmolens en lawaaiige bouwvakkers met transistorradio's. Uit het niets werd in verbazend korte tijd een compleet nieuw bouwwerk opgetrokken, maar het zou nog jaren duren voordat deze opvolger dezelfde status als zijn voorganger zou krijgen en op zijn beurt weer zou moeten wijken voor een nog nieuwer en moderner bouwwerk.

Het is een zegen te bedenken dat fotografen en schilders ook de schoonheid van het vergankelijke beseffen en dit schoons vastleggen op de gevoelige plaat, dan wel met doek en penselen. De herinnering blijft, hopen we dan maar, want als dat ook gaat vervagen wordt ons verleden opgeslokt door de tijd die alsmaar zonder pauze te nemen vooruit gaat.

 

© Frank Faber 2006