035 Een benige kwestie

 

In de laatste trein van Den Haag naar Utrecht bevond zich in een voor de rest lege coupé een skelet. Dat zat rustig een sigaartje te roken, zich niet storende aan het rookverbod. De boemel ging rustig voort en in Gouda kwam de conducteur. Deze had tijdens zijn loopbaan al zoveel gezien en meegemaakt dat hij onverstoorbaar zijn gang ging.

"Mag ik uw plaatsbewijs eens zien?" vroeg hij dan ook heel kalmpjes.

Als het mogelijk geweest was zou het skelet stellig een rode kleur gekregen hebben en verbleken ging evenmin. Het blies een rookwolkje in het gelaat van de beambte waarop deze begon te hoesten. Hij kreeg er tranen van in zijn ogen en met zijn vinger vermanend wijzend naar het bordje niet-roken zei hij: "Zeker geen kaartje hè?"

Het skelet liet een rochelend geluid horen waarin een spottende ondertoon merkbaar was.

Plotseling strekte het een knokige arm uit naar de noodrem en gaf er een ferme ruk aan. De trein kwam tengevolge daarvan piepend en schokkend tot stilstand.

"Zo vriend!" bulderde de conducteur, "dat gaat je geld kosten; ten eerste rijden zonder geldig plaatsbewijs, ten tweede roken in een niet-roken coupé en ten slotte voor niemendal aan de noodrem trekken." Het skelet evenwel bleef de conducteur uitdagend aankijken, toen werd het de conducteur te machtig; hij greep het geraamte in de nek, maar dat had hij beter niet kunnen doen, want toen viel het geruisloos tot stof uiteen. Op dat moment ging de deur open en de machinist, die was gaan kijken wat er aan de hand was, stak zijn hoofd door de deuropening.

"Hé Janssen, waarom heb je in vredesnaam aan de noodrem getrokken?"

Maar Janssen kon alleen nog maar wartaal stamelen en zo kwam hij terecht in een gesloten inrichting. De psychiater had hem bestempeld als hopeloos geval.

"Volgende patiënt!" Tot zijn stomme verbazing kwam er een skelet binnenwandelen.

 

© Frank Faber 1983