026 Vermist

 

Jeanne was een verlegen meisje van omstreeks zestien jaar.

Ze was op een leeftijd gekomen dat ze zich af ging zetten tegen haar ouders. De spanning in huis liep soms zo hoog op dat verwijten over en weer geslingerd werden. De ruzies gingen meestal over vriendjes van wie de ouders van Jeanne liever niet hadden dat ze daarmee omging of anderszins over zakgeld, haar uitgaansgedrag, haar muziekkeuze, haar prestaties op school etc. etc.

Op een avond zaten de zedenpreken van haar vader haar zo hoog, dat ze besloot weg te lopen van huis. Ze had wat persoonlijke bezittingen bijeengegraaid en gepropt in een te klein rugzakje en trok zachtjes de voordeur achter haar dicht, hopende dat niemand haar gehoord had.

Moe van het lopen ging ze op een bankje in een park zitten. Ze strekte haar benen en keek naar de voorbijtrekkende wolkenformaties. Die vertelden hun eigen verhaal, ja, het was of ze haar leven aan haar voorbij zag trekken. Die wolk daar in de verte leek wel een kasteel waar ze vroeger van gedroomd had. Ze voelde zich licht worden in haar hoofd.

De ophaalbrug van het kasteel werd neergelaten en een koets getrokken door een wit paard kwam haar kant op. Op de bok zat een knappe jongeman, wellicht een prins. Hij zwaaide naar haar, maakte een inviterend gebaar met zijn rechterhand. Was het een tot leven gekomen wolkenformatie? Ze wist het niet en had al een voet op de treeplank van het koetsje gezet. Ze stapte in en de koets ging met onbekende bestemming weg.

De stad waar Jeanne woonde was gehuld in een dikke nevel en ze was als het ware opgenomen in de mist.

Niemand hoorde nog van haar en haar ouders hadden haar als vermist opgegeven…

 

© Frank Faber 1996